De Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse belastingstelsel, met als doel belastingheffing op basis van voertuigwaarde en milieubelasting. De afgelopen jaren is er echter een ontwikkeling zichtbaar waarbij de Belastingdienst nudging-technieken toepast om belastingplichtigen te sturen naar bepaalde waarderingsmethoden, met name door het ontmoedigen van taxaties. Deze praktijk, bekend als ’tax nudging’, roept serieuze vragen op over de rechtsstatelijke impact en de grenzen van overheidssturing.
Wat is Tax nudging?
Tax nudging is een vorm van gedragsbeïnvloeding waarbij belastingplichtigen op subtiele, niet-dwingende wijze worden gestuurd in hun keuze voor een fiscale methode. In de BPM betekent dit vaak dat de Belastingdienst administratieve, informele en zelfs psychologische prikkels gebruikt om belastingplichtigen te ontmoedigen bepaalde, volledig legale, taxatiemethoden te hanteren. Dit kan gebeuren via:
- Extra controles en audits op taxatierapporten.
- Dreiging met naheffingen zonder duidelijke juridische basis.
- Beïnvloeding van derden, zoals autodealers, om bepaalde taxatiemethoden te wantrouwen.
- Creëren van een angstcultuur waarbij ondernemers risico’s niet meer durven te nemen.
Voorbeelden van Tax nudging in de BPM
Recent zijn er meerdere gevallen gedocumenteerd waarin auto importerende bedrijven onder druk zijn gezet door de Belastingdienst om geen taxaties meer te gebruiken voor BPM-aangiften. Enkele signalen hiervan:
- Belastinginspecteurs die suggereren dat taxatierapporten automatisch worden afgewezen.
- Bedrijven die te horen krijgen dat doorgaan met taxeren kan leiden tot uitgebreide controles en boetes.
- Autodealers die indirect worden aangesproken om geen auto’s meer in te kopen met een BPM-taxatierapport.
Détournement de Pouvoir en de vrije keuze in BPM-aangifte
Volgens recente jurisprudentie begeeft een belastinginspecteur zich op juridisch glad ijs wanneer hij belastingplichtigen stuurt of dwingt naar een specifieke aangifte- of taxatiemethode. Dit kan zelfs leiden tot een schending van het verbod op détournement de pouvoir (Artikel 3:3 Awb).
- Artikel 3:3 Awb stelt dat een bestuursorgaan zijn bevoegdheden niet mag gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze zijn verleend.
- Belastingplichtigen hebben een wettelijke vrije keuze om BPM te berekenen op basis van:
- Een koerslijst
- Een afschrijvingstabel
- Een individuele taxatie
- Als een inspecteur druk uitoefent om een minder gunstige methode te kiezen, gebruikt hij zijn bevoegdheid onrechtmatig en kan dit bij bezwaar of beroep worden aangevochten.
Hoge Raad bevestigt beperking van heffingsbevoegdheid
De Hoge Raad heeft in het arrest van 24 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:440) bevestigd dat de inspecteur verplicht is om bij het opleggen van een naheffingsaanslag het meest gunstige BPM-tarief of de meest gunstige heffingsmaatstaf toe te passen indien die beschikbaar is. Dit betekent:
- De inspecteur heeft geen discretionaire keuze om een minder gunstige methode op te leggen.
- Indien belastingplichtigen bezwaar maken tegen een opgelegde naheffingsaanslag, moet worden beoordeeld of de inspecteur binnen de begrenzing van artikel 110 VWEU is gebleven.
- Een belastingplichtige die in beroep of hoger beroep gaat, kan proceskostenvergoeding krijgen als de inspecteur onterecht een hogere BPM-heffing oplegt.
Waarom is dit een probleem voor de rechtsstaat?
De toepassing van tax nudging binnen de BPM is juridisch en ethisch problematisch, omdat het ingaat tegen fundamentele rechtsstatelijke principes:
- Rechtszekerheid: Burgers en bedrijven moeten kunnen vertrouwen op duidelijke, voorspelbare regelgeving. Nudging creëert onduidelijkheid en maakt het moeilijk om te bepalen welke fiscale methode daadwerkelijk toegestaan is zonder sancties.
- Legaliteitsbeginsel: Alleen wat wettelijk verboden is, mag door de overheid worden tegengehouden. Nudging creëert een grijs gebied waarin legale handelingen impliciet worden tegengewerkt.
- Gelijke behandeling: De wet schrijft voor dat belastingplichtigen de voor hen meest gunstige waarderingsmethode mogen kiezen. Als de Belastingdienst taxaties ontmoedigt ten gunste van andere methoden, ontstaat er een scheve rechtspositie tussen verschillende belastingplichtigen.
- Verbod op détournement de pouvoir: De inspecteur mag zijn bevoegdheid niet gebruiken om een hogere belastingdruk af te dwingen. Als dit gebeurt, is het besluit juridisch aantastbaar.
- Transparantie en democratische controle: Nudging gebeurt vaak zonder expliciete regelgeving of parlementaire goedkeuring, wat de democratische controle ondermijnt.
- Hoge Raad jurisprudentie: De Hoge Raad heeft bevestigd dat de inspecteur verplicht is om de meest gunstige heffingsmaatstaf toe te passen. Als dit niet gebeurt, is bezwaar of beroep een valide optie.
Gevolgen voor de autobranche en belastingplichtigen
- Economische schade: Bedrijven die afhankelijk zijn van BPM-taxaties verliezen klanten en inkomsten.
- Minder concurrentie: Als de Belastingdienst enkel bepaalde waarderingsmethoden accepteert, ontstaat er een minder competitieve markt.
- Toenemende juridische conflicten: Meer bedrijven zullen bezwaar en beroep moeten aantekenen tegen onterechte naheffingen en afwijzingen van taxaties.
Conclusie
Tax nudging in de BPM is een subtiele maar gevaarlijke manier waarop de Belastingdienst belastingplichtigen beïnvloedt. Hoewel gedragsbeïnvloeding in sommige contexten legitiem kan zijn, mag dit niet leiden tot een situatie waarin wettelijke rechten feitelijk worden uitgehold. De politiek en de rechtspraak moeten zich dringend buigen over deze kwestie om te garanderen dat belastingheffing eerlijk, transparant en binnen de grenzen van de wet blijft.
Oproep aan ondernemers en belastingplichtigen
Heeft u ervaring met tax nudging binnen de BPM? Wordt u onder druk gezet om bepaalde methoden niet meer te gebruiken? Deel uw verhaal en laat uw stem horen!